Macht euch mit dem Wohnmobil auf den Weg und erlebt die Freiheit des Campings mit dem Komfort eines mobilen Eigenheims. Entdeckt alle Wohnmobilstellplätze, die Friesland zu bieten hat, und wählt euren Favoriten.
Stel je het jaar 700 voor. De dijk die je in de verte ziet, bestaat nog niet. Twee keer per etmaal stroomt de zee via geulen en prielen het land in. En tijdens de herfst en winter komt het water soms gevaarlijk dichtbij. Een ramp? Dat valt meestal mee, want de mensen wonen op heuveltjes die ze in de loop van de eeuwen hebben gemaakt: terpen. Het is de oudste manier om droge voeten te houden.
Dit dorp Firdgum bestond ook uit een aantal terpen, die op de hoger gelegen kwelderwallen waren aangelegd. Bij de kerktoren kun je goed zien dat er later afgravingen zijn geweest: de vruchtbare terpaarde werd in de negentiende eeuw duur verkocht.
De mensen die hier woonden leefden mét de zee. Die zee was wel een voortdurende bedreiging, maar het eindeloze komen en gaan van zout water bood ook kansen. Zo zorgde de zee voor vruchtbare landbouwgrond en een natuurlijk ophoging van het landschap rondom de terp, doordat er steeds laagjes slib achtergebleven als het water zich terugtrok.
Zulke laagjes slib kun je ook duidelijk zien in het door archeologen en vrijwilligers gereconstrueerde zodenhuis van terpbewoners, waarvoor zoden uit buitendijks land zijn gestoken. De zoden die terpbewoners voor hun gebouwen gebruikten waren sterk en compact, en bovendien voorhanden in de boomloze kuststreek. En, niet onbelangrijk: de zodenhuizen deden vermoedelijk in comfort niet onder voor houten huizen.
Dijken, in de verte te zien, zorgden er vanaf de elfde eeuw dat de zee definitief wegbleef. Lekker veilig. Maar de druk van de zee op het land neemt toe door de hoge dijken, en het land hoogt zich niet meer vanzelf op. Een dijkdoorbraak zal daarbij gigantische impact hebben. Misschien kunnen nog wat van onze voorouders leren, zeker met het oog op duurzaamheid en klimaatverandering.
Ingesproken door:
Jan Ketelaar werkt in woord en beeld. Zo schrijft hij teksten en gedichten, maar maakt ook sculpturen in zijn loods in Drachten. Ter gelegenheid van de 400-jarige betrekkingen tussen New York en Nederland organiseerde Joop in 2009 het New Island festival. Jan benaderde hem omdat hij vond dat zijn beeld "De staat van Nederland" daarheen moest. “Toen zei hij "goed plan, dat gaan we regelen" en sindsdien is er een samenwerking ontstaan. We waren vrienden zonder dat uit te spreken. Zonder Joop hadden de beelden niet in Holwerd gestaan.
Joop was een stille kracht en stimulator, hij hield worsten voor waar ik hard achteraan rende.”
Dit verhaal is onderdeel van de route Gemalen Verhalen van Sense of Place
Firdgum
vanaf jouw locatie
Ijlst - Jachthafen Nijesyl | Ladestationen am Wasser
Vijftien geallieerde vliegers en vijftien verzetsslachtoffers vinden hun laatste rustplaats op de Noorderbegraafplaats in Leeuwarden. Ook worden er tijdens de Tweede Wereldoorlog bijna 450 gesneuvelde Duitse militairen begraven. Hun stoffelijke resten worden in 1958 overgebracht naar de Duitse oorlogsbegraafplaats Ysselsteyn.
Kort na het begin van de bezetting wordt de Noorderbegraafplaats aan het Leeuwarder Schapendijkje in gebruik genomen als militair ereveld. De eerste teraardebestelling van Duitse oorlogsdoden vindt er op 9 augustus 1940 plaats. Bij de bevrijding liggen op het Ehrenfriedhof bijna 450 Duitse militairen, die in 1958 collectief worden overgebracht naar de Kriegsgräberstätte Ysselsteyn bij Venray.
Het aantal geallieerde militairen dat vanaf juli 1941 op de begraafplaats een laatste rustplaats krijgt is qua aantal veel geringer. Nu nog liggen dertien Engelsen en twee Nieuw-Zeelanders begraven onder een rij karakteristieke witte headstones op regel 23 van de 2e afdeling. Oorspronkelijk waren er meer geallieerde oorlogsgraven. Twee Amerikanen en een Canadees zijn na de bevrijding herbegraven op de erevelden in Margraten en Holten.
In alle nu nog aanwezige geallieerde oorlogsgraven zijn bemanningsleden van vliegtuigen begraven. Van hen zijn alleen David Kay Foster en Robert Stanley Ling in de gemeente Leeuwarden gesneuveld. Hun Mosquito jachtbommenwerper stort op 28 mei 1944 neer op het vliegveld na een beschieting door luchtafweergeschut. De overige vliegeniers komen om een andere reden op de Noorderbegraafplaats terecht. Albert Hayes, Len Townrow en Michael John Boyle worden alle drie zwaargewond overgebracht naar het Bonifatiusziekenhuis en sterven daar ondanks de goede zorgen van de Duitse medische staf.
Jarenlang onderzoek door de Stichting Missing Airmen Memorial Foundation (SMAMF) in samenwerking met de Bergingsdienst van de Koninklijke Luchtmacht achterhaalt de identiteit van de zes gesneuvelden in het eerste graf. Het gaat om de bemanning van Wellington R1397. Het vliegtuig stort op 25 juli 1941 bij Boazum neer na een luchtaanval op Emden en is het eerste toestel dat crasht op het Friese vasteland. In 2015 zijn in aanwezigheid van nabestaanden twee nieuwe grafstenen met de namen van de bemanning door een legerpredikant ingezegend. De oude, naamloze, steen is nog te bezichtigen in het Fries Verzetsmuseum.
Ook liggen er vijftien verzetsslachtoffers begraven op de Noorderbegraafplaats, op een speciaal daarvoor ingericht ereveld. Op de grafmonumenten staat de tekst:
‘Fallen yn ‘e striid tsjin ûnrjocht en slavernij - dat wy yn frede foar rjocht en frijdom weitsje’
‘Gevallen in de strijd tegen onrecht en slavernij, opdat wij in vrede voor recht en vrijheid waken.’
Het meest in het oog springend zijn de drie zij aan zij geplaatste monumenten van de broers Mark, Klaas en Hyltje Wierda, die op 11 april 1945, enkele dagen voor de bevrijding, werden gefusilleerd bij Dronrijp.
De oorlogsgraven op de Noorderbegraafplaats zijn geadopteerd door vijf scholen uit Leeuwarden, die elk jaar op 15 april een herdenking organiseren.
Ook achter de grafmonumenten voor de Joodse familie Suskind (graf 03/-/24 /04) gaat een tragisch oorlogsverhaal schuil. MTS-leraar Willy Süskind stapte samen met zijn vrouw en zoon uit het leven, één dag na de Duitse inval in Nederland.
Helemaal achter op de begraafplaats herinnert een bijzonder grafmonument eveneens aan een oorlogsdrama. Het beeld van een treurende vrouw is geplaatst op het graf van Johanna Wilhelmina te Winkel en haar zoontje Hans, beiden slachtoffer van afgedwaalde bommen op de Julianastraat in 1942 (graf 04/1b/10).
Jedes Jahr am 15. April gedenken die Royal Canadian Dragoons am Leeuwarden-Tag der Befreiung von Leeuwarden und Friesland. Und fast jedes Jahr geht der Regimentskommandeur in seiner Rede auch auf "the Battle of Mildam" ein. In diesem nächtlichen Kampf um die Brücke über den Fluss Tjonger gelang es den Kanadiern, einen deutschen Gegenangriff abzuwehren.
Am Nachmittag des 12. April verbreitete sich in Mildam das Gerücht, dass Briten oder vielleicht Kanadier in der Nähe von Peperga gesichtet worden seien. Die kanadische Vorhut hatte Friesland betreten. Für die Bewohner von Mildam war es dennoch eine Überraschung, als zunächst ein und kurz darauf ein weiteres Militärfahrzeug mit mehreren Männern in khakifarbenen Overalls an der Brücke anhielten.
Diese Fahrzeuge gehörten zu einer Patrouille der D Squadron Royal Canadian Dragoons unter dem Kommando von Lieutenant Homer Thomas. Die Kanadier stellten fest, dass die Brücke in Mildam über den Fluss Tjonger im Gegensatz zu anderen Brücken noch nicht von den Besatzern gesprengt worden war. Die Tatsache, dass die Tjonger-Brücke in Mildam nicht zerstört worden war, war ein Verdienst des örtlichen Widerstands. Die Deutschen hatten nämlich geplant, auch diese Brücke zu sprengen. Aber Widerstandskämpfer hatten ihr Leben riskiert, um die Zünder der angebrachten Sprengsätze zu entfernen.
Der Geschwaderkommandeur ließ sofort alle Einheiten zur Sicherung der Brücke einsetzen. Auch die niederländischen Inlandsstreitkräfte wurden aufgefordert, Männer zu stellen. Die Vorsichtsmaßnahmen erwiesen sich als gerechtfertigt. In der Nacht vom 12. auf den 13. April eröffneten die deutschen Truppen einen ihrer spärlichen Gegenangriffe in der Provinz Friesland. Von Heerenveen aus gelang es ihnen, die Kanadier in Mildam zu überraschen. Bis zu dreimal versuchten sie, die Brücke zurückzuerobern. In den erbitterten Kämpfen wurden kanadische Fahrzeuge ausgeschaltet. Aber die Dragoons hielten durch und die Deutschen wurden wieder vertrieben. Mildam war befreit.
Vier kanadische Soldaten wurden bei den Kämpfen verwundet. Wie viele Tote es auf deutscher Seite gab, ist nicht bekannt. In Mildam gab es zwar Sachschäden, aber keine zivilen Opfer. Es hätte um ein Haar mehrere niederländische Opfer gegeben. Am frühen Morgen des 13. April näherte sich noch in der Dämmerung eine Gruppe von Dutzenden von Widerstandskämpfern aus Richtung Nieuweschoot der Brücke. Es handelte sich um die Verstärkung, die die Kanadier am 12. April angefordert hatten, als die intakte Brücke entdeckt worden war. Die Widerstandskämpfer trugen zum Teil erbeutete deutsche Waffen und wurden von den Dragonern im Halbdunkel erst spät entdeckt.
Besagter Leutnant Thomas hätte beinahe den Befehl gegeben, das Feuer zu eröffnen. Erst im letzten Moment wurde klar, dass es sich nicht um Deutsche handelte. Den Widerstandskämpfern war es gelungen, sich durch das Singen englischsprachiger Lieder bemerkbar zu machen.
Die Erhaltung der Brücke war wichtig. Die Kanadier sollten die Brücke in den nächsten Tagen intensiv nutzen, um weiter nach Leeuwarden vorzustoßen und die Provinz Friesland zu befreien.