Het Psychiatrisch Ziekenhuis (de PZ) in Franeker was en is een begrip in Friesland. Tijdens de bezetting moest het, naast de achthonderd eigen patiënten, ook bewoners van twee andere instellingen onderdak bieden. De bezetters hadden hun gebouwen gevorderd. Ook andere oorlogsslachtoffers, waaronder evacués uit Limburg, werden opgevangen en verzorgd. En was de TBC-afdeling een ideale plek voor onderduikers.
In de laatste oorlogsmaanden voorzien de keukens van het ziekenhuis al die mensen, en ook nog een groot deel van de Franeker bevolking, van eten.
In 1930 is ten westen van de stad een gloednieuwe en moderne huisvesting verrezen, Groot Lankum genaamd. Het oude onderkomen in de binnenstad (het “Binnengesticht”) blijft daarnaast ook in gebruik. De behandeling van psychiatrische aandoeningen staat nog in de kinderschoenen, medicijnen zijn er nog niet. Patiënten liggen de hele dag in bed, niets te doen.
Het ziekenhuis heeft een TBC-afdeling, die vanwege het besmettingsgevaar geïsoleerd is van de rest van het gebouw. Dat maakt het een perfecte onderduikplaats, de bezetter staat niet te trappelen om daar te controleren . . .
Het is februari 1943 als de Duitsers het Psychiatrisch Ziekenhuis Vogelenzang in Bennebroek vorderen. 369 Patiënten en 100 medewerkers moeten weg en worden met treinen naar Franeker overgebracht. De Franeker patiënten uit het Binnengesticht verhuizen naar de grote zolderverdieping van het nieuwe Groot Lankum, om plaats te maken voor de gasten. De ruimte is veel te krap, maar er is geen keuze.
Als de geallieerde opmars het zuiden van Nederland bereikt, stagneert het front en is vooral de provincie Limburg een tijdlang strijdgebied. Bewoners moeten worden geëvacueerd. In januari 1945 arriveert een trein vol mensen uit Roermond en omgeving na een barre reis verzwakt en hongerig in Franeker. Voordat ze kunnen worden ondergebracht bij gastgezinnen in de omliggende dorpen, worden ze door de medewerkers van de PZ verzorgd en van eten voorzien. Zieken worden opgenomen in het toch al overvolle ziekenhuis.
Alsof het allemaal nog niet moeilijk genoeg is, komen er op 27 maart 1945 ook nog eens 528 patiënten met hun verplegers van het Psychiatrisch Ziekenhuis Dennenoord uit Zuidlaren bij. De panden daar moeten op last van de bezetters op stel en sprong worden ontruimd, want er moet een Duits noodhospitaal in worden gevestigd. De keukens van de PZ moeten alle zeilen bijzetten om de vele monden te voeden. Gelukkig is men eerder al begonnen met het verbouwen van grote hoeveelheden groenten op de terreinen en worden er veertig varkens gehouden voor de vleesbehoefte. Boeren uit de omgeving leveren aardappelen en rapen. Per dag gaat er 3600 kilo aan aardappelen doorheen.
In de allerlaatste dagen voor de bevrijding van Franeker, die uiteindelijk op 15 april plaatsvindt, komt er nog een Duitse order om de PZ te ontruimen, om plaats te maken voor gewonde Duitse soldaten. Maar zover komt het niet meer, de Canadese bevrijders zijn al in aantocht en de bezetters vertrekken halsoverkop.
Een televisiedocumentaire van Omrop Fryslân (deels Friestalig) over de PZ in oorlogstijd ziet u hier.
O, zo vervelend als je net op de fiets zit: een stortbui. Een extreme plensbui van meer dan 60 mm per etmaal is bovendien best zorgelijk. De waterbeheerders liggen er wel eens wakker van. Hoe moeten de Friese gemalen zoveel water in korte tijd afvoeren? En hoe moet dat in de toekomst, nu zware buien door klimaatverandering steeds vaker voorkomen?
De Heining, dit gemaal dat opvallend genoeg ín de dijk is gebouwd, helpt daarbij. Dat gebeurt alleen als het waterpeil in de Friese boezem, dat is het aan elkaar verbonden stelsel van vaarten en meren, te hoog staat. Deze vijzels kunnen dan 250 kubieke meter water per minuut naar zee pompen.
Het is een mooie assistentie voor de gemalen aan het IJsselmeer, maar de capaciteit is ook weer niet overweldigend als je vergelijkt met die gemalen in Lemmer en Stavoren, en zelfs niet met de gemalen Zwarte Haan en Roptazijl, die de polders hier verderop aan de kust drooghouden.
De Heining is dan ook onderdeel van een groter plan. Het is een uiting van een nieuwe manier van denken over waterbeheersing, een interne 'klimaatverandering' zou je kunnen zeggen. Meer meebewegen mét de natuur en het water in plaats van tegen de natuur en het water strijden. Dat is best spannend, want we hebben duizend jaar dijken gebouwd om ons tegen het geweld van de zee te beschermen.
En hoe doe je dat dan, anders naar waterbeheersing kijken? Door ruimte te maken voor extra waterberging in het binnenland bijvoorbeeld, zoals je hier kunt zien aan de brede vaarten, die natuurvriendelijke oevers hebben gekregen. En doordat het zeewater vrij spel heeft in een kweldergebied hoogt deze vanzelf door slib op. Over een paar jaar ontstaat hier dan al een natuurlijke buffer tegen de stijgende zeespiegel, als een golfbreker voor de dijk.
Het gemaal is ook een verbinding tussen zoet en zout water. Dit is goed voor trekvissen die 24 uur per dag door het gemaal kunnen zwemmen, maar ook voor kwelderplanten en wadvogels in het unieke buitendijkse kwelderlandschap.
Ingesproken door: Samen met de andere leden van kunstenaarscollectief Observatorium werkt Ruud Reutelingsperger al jaren aan kunst in de openbare ruimte. Hierbij richt het collectief zich op het veranderende landschap en hoe het de nieuwsgierigheid kan prikkelen naar de wereld om ons heen.
Ruud en zijn collega’s kennen Joop Mulder al sinds jaar en dag. “Joop en wij delen dezelfde passie; het landschap en de verhalen van mensen. We maakten wilde plannen, spraken bijzondere mensen en vooral van het buitendijkse gebied werden we lyrisch; kwelders en dobben die wij nog niet kenden. Hoe mooi zou het zijn als de mensen weer zelf land kunnen gaan maken, als bewoners hun relatie met het buitendijkse zelf nieuw leven in kunnen blazen en in samenwerking met kunstenaars ook de taal van de verbeelding gaan spreken; riepen wij hardop tegen de wind in naar elkaar.” Deze dynamische samenwerking leidde tot een drietal concrete projectvoorstellen; Terp van de Takomst, De Kromme Horne en de Golf van Termunterzijl. “Samen met Joop predikten we de slogan; Eerst geloven, dan zien.”
Dit verhaal is onderdeel van de route Gemalen Verhalen van Sense of Place