Het dorp Joure was in april 1945 voor zowel de Duitse als Canadese militairen een belangrijk knooppunt. De inwoners zagen aanvankelijk honderden moegestreden Duitse militairen voorbij komen. Enkele dagen daarna lag het dorp op de route van ditmaal duizenden Canadezen.
Begin april werd duidelijk dat de bevrijding van Noord-Nederland dichtbij was. De Duitse troepen in Overijssel zagen zich genoodzaakt om zich terug te trekken naar o.a. Friesland. En in Joure was dat niet ongemerkt voorbij gegaan. Het Friese verzet rapporteerde op 11 april nog hoe circa 500 Duitse militairen door Joure liepen. Hun doel was om uiteindelijk via de Afsluitdijk of via de Friese havens de oversteek naar Noord-Holland te maken.
Een dorpsbewoner herinnerde zich het voorbijgaan van soldaten:
‘De meesten in haveloze uniformen, met paard en wagen of op gestolen fietsen, jonge jongens van 16 à 17 jaar oud; bovendien namen ze onderweg mee wat ze dachten nodig te hebben’.
Een ander schreef in zijn dagboek over de vermoeide Duitse soldaten:
‘velen geheel of gedeeltelijk in burgerkleren met daar tussendoor op boerenwagens gezeten Duitsers, die het lopen niet meer aan konden. Het geheel maakte een aller miserabelste indruk’.
Joure lag dus langs de route naar zowel de Afsluitdijk als een aantal Zuiderzeehavens (nu: IJsselmeer). En beide waren uiterst belangrijk voor de Duitse troepen omdat deze een laatste uitweg boden naar Noord-Holland, dat nog stevig in Duitse handen was.
De Canadezen wisten dit ook. De Friese havens en de Kop van de Afsluitdijk waren mede daarom belangrijke doelen van de Canadezen. En dus was ook Joure onderdeel van die plannen. Van een serieuze poging om Friesland te verdedigen tegen de naderende Canadezen was van Duitse kant geen sprake. Vrijwel alle acties waren er op gericht om die opmars te vertragen zodat zoveel mogelijk troepen konden ontkomen. Daarom bliezen zij veel bruggen op en op belangrijke knooppunten werden troepen achtergelaten.
In Joure werden geen Duitse troepen achtergelaten om verzet te bieden. In plaats daarvan koos de bezetter er voor om een beperkt aantal troepen in Scharsterbrug te posteren. Die positie over de Scharster-Rijn was beter te verdedigen. En daar zou uiteindelijk ook inderdaad hard gevochten worden. In Joure zelf werd geen schot gelost toen in de ochtend van 15 april de pantserwagens van de Duke of York's Royal Canadian Hussars vanuit Heerenveen als eersten het dorp binnen reden.Dit verkenningsregiment had de taak om alternatieve routes naar Sneek en Leeuwarden te vinden. En hun verblijf in Joure was dus van korte duur. Niet veel later volgde echter de infanterie van het Régiment de la Chaudière en in de middag arriveerden er ook Sherman tanks en meer Canadese infanterie van andere eenheden.
Via Joure werden achtereenvolgens Sneek, Bolsward en later ook Lemmer bevrijd. Het dorp bleef een belangrijk knooppunt in de route naar Zuidwest-Friesland. Bovendien werd er bij Joure nog enige tijd artilleriegeschut geplaatst om Duitse posities bij het nabijgelegen Scharsterbrug, Follega en in Lemmer te beschieten.
Executie van tien Nederlandse collaborateurs bij Oldeberkoop
Executie van tien Nederlandse collaborateurs bij Oldeberkoop
In de middag van 12 april werd Oldeberkoop bevrijd door het “D” Squadron van de Royal Canadian Dragoons. Later op de dag werd er in het dorp door hen een tijdelijk hoofdkwartier gevestigd. Vanuit het hoofdkwartier werden de bewegingen van het “D” squadron gecoördineerd. Het was ook de plek waar krijgsgevangenen uit de directe omgeving verzameld werden.
Deze krijgsgevangenen waren vaak Duitsers, maar soms ook Nederlanders die vrijwillig bij de Waffen-SS, het NSKK of bij de Nederlandse Landwacht dienden. Op deze 12e april werden tien van deze collaborateurs onder grote belangstelling het kampement in Oldeberkoop binnengebracht. De haat tegen mensen die met of voor de Duitsers vochten was groot onder het merendeel van de Nederlandse bevolking. Een inwoner van Oldeberkoop beschreef het moment dat de mannen werd binnengebracht: “Het publiek joelde en fluitte, sommigen spuwden en enkelen konden hun handen niet van hen afhouden. Eén ervan kreeg een klap tegen zijn hoofd, dat hij zat te suizebollen.”
Niet veel later werden deze krijgsgevangenen weer weggevoerd. Vermoedelijk met als doel om ze naar een echt gevangenkamp in Vledder te brengen. Maar daar zouden de mannen nooit aankomen. Zij werden alle tien in het Koepelbos net buiten Oldeberkoop zonder enige vorm van proces doodgeschoten.
Lang werd gedacht dat de Canadezen verantwoordelijk waren voor deze onrechtmatige executies. Maar in 1995 werd duidelijk dat de Canadese betrokkenheid minimaal was. Verhalen over betrokkenheid van twee voormalige verzetslieden werden bevestigd toen één van hen bekende de schoten te hebben gelost. Naast hijzelf waren een collega, een Canadese chauffeur en enkele mannen die de graven hadden gedolven bij de executie aanwezig.
Wat precies de directe aanleiding was voor het vermoorden van de Nederlandse collaborateurs en wat de precieze rol was van de twee Nederlanders en de Canadees is nooit helemaal opgehelderd. Er bestaan verschillende lezingen van de gebeurtenissen die aan de schietpartij voorafgingen. De lijken werden uiteindelijk op 14 april in een massagraf aan de rand van de weg begraven. Later zijn deze overgebracht naar de Duitse oorlogsbegraafplaats in Ysselsteyn. Toen zijn ook de namen van de meeste slachtoffers bekend geworden:
Egbert Jan Hommes, Ordnungspolizei
0tto Frikken, Ordnungspolizei
Gerrit Jan Seevinck, Nederlandse Landwacht
Hendrik Dales, Nederlandse Landwacht
Heike Ham, Nederlandse Landwacht
Douwe Jonkman, Nederlandse Landwacht
Bernard Janssen, Nederlandse Landwacht
Arnold Pieter Post, Nederlandse Landwacht
Van twee mannen van de Nederlandse Landwacht kon de identiteit nog niet worden achterhaald.