Het grafmonument in Gytsjerk is opgericht ter nagedachtenis aan Maria v/d Heuij. Maria was een van de zeventig evacués uit Arnhem en Limburg die op 22 januari 1945 in Gytsjerk arriveerden. Maria overleed een dag later, slechts enkele maanden oud. De barre omstandigheden tijdens de tocht waren haar noodlottig geworden. Maria mocht de bevrijding niet meer meemaken. Veel van de andere evacués met wie zij de reis aanvaardde gelukkig wel.
Symboliek
De geestelijk vader van het monument, kunstenaar Klaas Bokma, heeft voor twee karren gekozen, omdat dit het vervoermiddel was dat vaak werd gebruikt door evacués. De vier dorre bomen symboliseren de dood. Het kruis is niet alleen een symbool van het christelijke geloof, maar herinnert tevens aan het offer dat de oorlogsslachtoffers brachten voor een leven in vrijheid.
De oudste leerlingen van de basisscholen Ichtus en Thrimwalda dragen zorg voor dit monument.
In het kleine dorpje Abbega en het naastgelegen buurtschap Abbegaasterketting verscholen zich tijdens de oorlog tientallen onderduikers. In februari 1945 bracht een razzia een schok teweeg in de kleine gemeenschap. Verzetsman Gerrit Rijpma, 18 jaar oud, werd daarbij dodelijk getroffen. De beroemde Nederlandse schrijver Gerard Reve, die van 1953 tot 1971 in het nabijgelegen Greonterp naast een zus van Gerrit Rijpma woonde, toonde zich diep geraakt door het verhaal van de jongste broer van zijn buurvrouw. Als eerbetoon aan Gerrit schreef hij het gedicht ‘Graf te Blauwhuis’.
Volgens getuigen woonden in Abbega en het naastgelegen buurtschap Abbegaasterketting net zoveel onderduikers als burgers. Onder hen waren Joodse onderduikers, spoorwegstakers, deserteurs en jonge mannen uit de omgeving die de dwangarbeid wilden ontlopen. Ook werden er wapens verborgen voor het verzet.
Abbegaasterketting lag naast de Bolswardervaart en was door de afwezigheid van verharde toegangswegen moeilijk bereikbaar. Er was door de bewoners bovendien een ingenieus alarmsysteem in werking gesteld: met een elektrische bel waarschuwde men elkaar bij onraad en elke nacht stonden twee onderduikers op wacht.
Op 8 februari 1945 om ongeveer half twaalf ’s ochtends klonk de alarmbel in het huis van de familie Rijpma. De broers Yp en Gerrit waren op dat moment aan het werk in de schuur.
Toen ze naar buiten liepen, zagen ze veel mensen in paniek wegrennen. Daarom besloten de broers om in een roeibootje de Bolswardervaart, die het buurtschap in twee stukken deelt, af te varen. Ze hoopten zich even verderop in een bocht van de vaart, achter het riet, in veiligheid te kunnen brengen. Onderweg pikten ze aan de andere kant van de vaart buurman Minze van der Veen en een onderduiker op. Inmiddels hadden de Duitse militairen, geholpen door leden van de Landwacht, de achtervolging ingezet en het vuur geopend op de vluchtende onderduikers. Minze van der Veen werd geraakt in zijn rechter elleboog. Gerrit werd drie keer geraakt: dwars door het lichaam, in zijn rug en door zijn wangen en gebit. Omdat de bezetters weigerden om te helpen, moest Yp zijn stervende broer alleen naar de boot dragen en naar een nabijgelegen boerderij brengen. Hulp van een buurtbewoonster, die verpleegster was, mocht niet meer baten. In allerijl werd kapelaan Stolwijk uit Blauwhuis opgetrommeld, die Gerrit het Heilig Oliesel gaf. Even daarna overleed hij. Hij werd begraven op de Katholieke Begraafplaats in Blauwhuis.
De beroemde Nederlandse schrijver Gerard Reve, die van 1953 tot 1971 in het nabijgelegen Greonterp naast een zus van Gerrit Rijpma woonde, toonde zich diep geraakt door het verhaal van de jongste broer van zijn buurvrouw. Als eerbetoon aan Gerrit schreef hij het gedicht ‘Graf te Blauwhuis’:
GRAF TE BLAUWHUIS (voor buurvrouw H., te G.) Hij rende weg, maar ontkwam niet, en werd getroffen, en stierf, achttien jaar oud. Een strijdbaar opschrift roept van alles, maar uit het bruin geëmaljeerd portret kijkt een bedrukt en stil gezicht. Een kind nog. Dag lieve jongen. Gij, die Koning zijt, dit en dat, wat niet al, ja ja, kom er eens om, Gij weet waarom het is, ik niet. Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?
In 1983 werden de stoffelijke resten van Gerrit Rijpma overgebracht van het kerkhof van Blauwhuis naar het Nationaal Ereveld Loenen.