In deze nog nauwelijks herkenbare boerderij uit 1881 werd het vroegere “café Wed. R. Zwart” gerund. In 1921 aanmerkelijk verbouwd tot café-restaurant door de toenmalige nazaat en uitbater, Jan Zwart. Het etablissement heette toen Café Zwart. Deze uitspanning is vooral ook bekend door de stakingsbijeenkomsten eind 19e eeuw.
Janke van Vondel, oud 64 jaar, arbeidster uit Appelscha, is de enige vrouw die in de parlementaire enquête over de veenderijen – zowel in Fryslân, Groningen als Drenthe – aan het woord komt. Zelf werkt ze niet meer in het veen, dat kan ze niet meer. Maar tot haar zestigste heeft ze dat altijd gedaan. Ze geeft de commissie onomwonden haar mening. “Waar is de plaats der vrouw? Thuis! Dan kregen de kinderen betere opvoeding en beter onderwijs. Nu eens verbrandt er een kind, dan weder verdrinkt er een. Dat kan voorkomen worden.” Een dergelijk citaat geeft reeds aan hoe erbarmelijk de omstandigheden waren waaronder destijds mannen, vrouwen en kinderen in de Ooststellingwerver venen hun werk moesten verrichten. Het ging om lange werkdagen, zwaar werk en slechte verdiensten, waarbij de lonen niet vooraf waren vastgelegd. De arbeiders wisten niet precies wat ze het komend veenseizoen zouden verdienen en legden zich er bijvoorbeeld knarsetandend bij neer dat turven per stok werden gerekend, zonder te weten wat deze maat officieel inhield.
Ook de vakbondsredevoeringen van Pieter Jelles Troelstra in Café Zwart zijn legendarisch. En ook diens bemoeienis met de broodstaker Bruinsma is een bekend gebeuren. Troelstra zou in 1893 met de Appelschaster veenarbeiders te maken krijgen, toen hij Bruin Tjibbes Bruinsma voor de rechtbank verdedigde. Deze was voor zijn optreden bij de stakingen van 1888 uit zijn huis gezet, zou de eerstvolgende jaren in zijn eigen dorp geen werk meer vinden en moest eerst in de Drentse venen en daarna in Duitsland zijn brood verdienen. Voor zijn interventie bij de armmeesters – hij zou de armvoogd hebben gedwongen brood te geven en een veldwachter met de dood hebben bedreigd – kreeg hij 15 maanden cel, de briljante verdediging van Troelstra ten spijt. Het gevolg was wel, dat progressieve liberalen zich gingen bemoeien met de armoede in Friesland en de vervolging van socialisten en arbeiders- en stakingsleiders. Ook hier: resultaat op langere termijn.
Executie van tien Nederlandse collaborateurs bij Oldeberkoop
Executie van tien Nederlandse collaborateurs bij Oldeberkoop
In de middag van 12 april werd Oldeberkoop bevrijd door het “D” Squadron van de Royal Canadian Dragoons. Later op de dag werd er in het dorp door hen een tijdelijk hoofdkwartier gevestigd. Vanuit het hoofdkwartier werden de bewegingen van het “D” squadron gecoördineerd. Het was ook de plek waar krijgsgevangenen uit de directe omgeving verzameld werden.
Deze krijgsgevangenen waren vaak Duitsers, maar soms ook Nederlanders die vrijwillig bij de Waffen-SS, het NSKK of bij de Nederlandse Landwacht dienden. Op deze 12e april werden tien van deze collaborateurs onder grote belangstelling het kampement in Oldeberkoop binnengebracht. De haat tegen mensen die met of voor de Duitsers vochten was groot onder het merendeel van de Nederlandse bevolking. Een inwoner van Oldeberkoop beschreef het moment dat de mannen werd binnengebracht: “Het publiek joelde en fluitte, sommigen spuwden en enkelen konden hun handen niet van hen afhouden. Eén ervan kreeg een klap tegen zijn hoofd, dat hij zat te suizebollen.”
Niet veel later werden deze krijgsgevangenen weer weggevoerd. Vermoedelijk met als doel om ze naar een echt gevangenkamp in Vledder te brengen. Maar daar zouden de mannen nooit aankomen. Zij werden alle tien in het Koepelbos net buiten Oldeberkoop zonder enige vorm van proces doodgeschoten.
Lang werd gedacht dat de Canadezen verantwoordelijk waren voor deze onrechtmatige executies. Maar in 1995 werd duidelijk dat de Canadese betrokkenheid minimaal was. Verhalen over betrokkenheid van twee voormalige verzetslieden werden bevestigd toen één van hen bekende de schoten te hebben gelost. Naast hijzelf waren een collega, een Canadese chauffeur en enkele mannen die de graven hadden gedolven bij de executie aanwezig.
Wat precies de directe aanleiding was voor het vermoorden van de Nederlandse collaborateurs en wat de precieze rol was van de twee Nederlanders en de Canadees is nooit helemaal opgehelderd. Er bestaan verschillende lezingen van de gebeurtenissen die aan de schietpartij voorafgingen. De lijken werden uiteindelijk op 14 april in een massagraf aan de rand van de weg begraven. Later zijn deze overgebracht naar de Duitse oorlogsbegraafplaats in Ysselsteyn. Toen zijn ook de namen van de meeste slachtoffers bekend geworden:
Egbert Jan Hommes, Ordnungspolizei
0tto Frikken, Ordnungspolizei
Gerrit Jan Seevinck, Nederlandse Landwacht
Hendrik Dales, Nederlandse Landwacht
Heike Ham, Nederlandse Landwacht
Douwe Jonkman, Nederlandse Landwacht
Bernard Janssen, Nederlandse Landwacht
Arnold Pieter Post, Nederlandse Landwacht
Van twee mannen van de Nederlandse Landwacht kon de identiteit nog niet worden achterhaald.