In de avond van 11 april 1945 arriveerden eenheden van het Canadese verkenningsregiment Royal Canadian Dragoons bij Dwingeloo, vlak voor de zogenoemde Frieslandriegel. Deze verdedigingslinie was kort daarvoor met inzet van vele Nederlandse dwangarbeiders aangelegd. De linie werd echter nauwelijks bezet en bleek uiteindelijk verkeerd aangelegd. De taak van de Dragoons was om ver voor de rest van de Canadese eenheden de weg te verkennen. En zij constateerden dat de Duitsers in dit gebied nauwelijks nog in staat waren om zich effectief te verdedigen. Mede daarom werd op 11 april besloten om eenheden van de 3e Canadese Infanterie Divisie en ondersteunende eenheden in de volgende dagen een sprong te laten maken naar Leeuwarden. Als de Friese hoofdstad en mogelijk ook de rest van Friesland kon worden ingenomen dan zaten de Duitsers ingesloten in het westen van Nederland. Want ook grote delen van Overijssel en Gelderland waren inmiddels bevrijd. De infanterie moest via Zwolle, Meppel, Steenwijk, Heerenveen naar Leeuwarden optrekken. Om hen zo snel mogelijk in Leeuwarden te krijgen werden allerhande extra voertuigen geregeld. Intussen zouden de Royal Canadian Dragoons en niet veel later ook een ander verkenningsregiment, de Duke of York´s Royal Canadian Hussars, Friesland binnentrekken om daar de geplande hoofdroute te verkennen. En om zoveel mogelijk chaos onder de Duitse verdedigers te stichten.
Dankzij de burgers van het Drentse Dieverbrug werd er een noodbrug over de Drentse Hoofdvaart gebouwd zodat de Canadese voertuigen naar Friesland konden oprukken. In de ochtend van 12 april waren de Dragoons vervolgens de eerste Canadese landeenheid die de provincie Friesland binnentrok. Het dorp Noordwolde was als eerste bevrijd. Hoewel dit eerste Friese dorpje zonder strijd ingenomen kon worden, werd er direct ten noorden van Noordwolde wel kort gevochten. Zo’n twintig Duitsers en Nederlandse handlangers probeerden de Canadezen nog enige tijd op te houden. Na een kort gevecht maakten de Duitsers aldaar zich uit de voeten met achterlating van al hun uitrusting. Anderen waaronder ook tien Nederlandse handlangers van de Landwacht en de Ordnungspolizei werden gevangengenomen.
Maar de allereerste bevrijders, die voet zetten op Fries grondgebied, waren Franse SAS parachutisten van het 3e Régiment de Chasseurs Parachutistes. In de nacht van 7 op 8 april werden iets meer dan 700 van hen gedropt boven Drenthe en Zuidoost Friesland. Zij hadden als taak om de geallieerde grondoperatie te ondersteunen. Dat deden zij door achter de Duitse linies chaos te stichten, bruggen te veroveren en samen met het verzet allerlei operaties uit te voeren. Zij moesten hiermee doorgaan totdat de Canadese grondeenheden hen bereikten. Een klein gedeelte kwam bij Appelscha en Haulerwijk terecht en voerde daar hun missies uit. Hierbij sneuvelde op 8 april de 21-jarige Chasseur de 2e Classe (soldaat 2e klasse) Henri Pintaud.
Nabij de plek van de crash is als eerbetoon aan de omgekomen bemanning in 2004 het ‘Monument voor Geallieerde Vliegers’ onthuld door de zus van een van de bemanningsleden. Een zwerfkei met een plaquette en een paneel met achtergrondinformatie over de toedracht houden de herinnering levend.
De zeven gesneuvelde militairen waren vijf Engelsen, een Canadees en een Australiër. Ze zijn naast elkaar begraven. Bij elk graf is een identieke zerk van witte natuursteen geplaatst met in reliëf een embleem en een kruis. Het kruis is niet alleen een symbool van het christelijke geloof, maar herinnert tevens aan het offer dat de oorlogsslachtoffers brachten voor een leven in vrijheid.