On 12 April, the bridge over the Tjonger in Mildam fell into the hands of the Royal Canadian Dragoons reconnaissance regiment. Because the occupier had blown up many other bridges, the Canadians attached great importance to preserving this bridge for the crossing of other Canadian units. That is why dozens of armoured cars, mobile artillery guns and numerous other vehicles were sent to Mildam that day to reinforce the bridgehead over the Tjonger.
In one of those armoured cars, a Staghound, was 24-year-old Trooper Wilfred Robert George Berry from Ontario. The young Canadian had volunteered for military service in Europe. And had already fought with the Royal Canadian Dragoons in Italy. At the end of February 1945, they were transferred to Northwest Europe.
For Berry, the war ended in Friesland. In Oldeholtpade, on the road to Wolvega, his vehicle drove into an ambush along with at least one other Staghound. In the vicinity of a broken-down German car, German soldiers had hidden with Panzerfausts. The Panzerfaust was a very powerful and easy-to-use anti-tank weapon. The first shot missed, but the second projectile hit the front Staghound, on the side where driver Wilfred Berry was sitting at the time.2 The Staghound went off the road and overturned. The three other crew members got injured, but were able to leave the vehicle and took cover behind the second Staghound. One of them stated:
"[…]Flames burst through the turret, where the officer and I were half in and half out of the hatches. Any skin surface not covered was burned and the flames badly singed our eyebrows, eyelashes, moustaches and hands, sending me and the officer both wounded to the field hospital."3
Immediately after the first Staghound was hit, the second Staghound opened fire on the Germans. Seriously injured, Wilfred Berry remained in the vehicle. After about fifteen minutes of shooting back and forth, the other Staghounds retreated towards Oldeberkoop. The exact reason for this remains unclear. Berry was already dying and was briefly cared for by the elderly Andriesje Dekker-Oosterhof in the vehicle when the shooting had stopped. The tragedy had unfolded right in front of her house. He died in the wreck shortly afterwards.
Berry's remains were eventually transferred to the farm on "De Bult" in Oldeberkoop and buried there. After the war he would be reburied at the Canadian war cemetery in Holten. The other crew members were eventually able to return to their units after receiving medical treatment. The commander only had burns on his face.
The event made a deep impression on the inhabitants of Oldeholtpade. In 1945, a monument to Berry was erected. And in 1965, a street was named in his honour.
De fusillade in Dokkum is de grootste fusillade geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog in Friesland. Een bloedig dieptepunt in de steeds hardere strijd tussen de Duitse bezetter en het verzet.
Het gaat om een wraakactie: drie dagen eerder overvalt het verzet bij het dorp De Valom een auto van de Sicherheitsdienst (SD) met daarin een belangrijke gevangene, in de hoop deze te bevrijden. Bij het vuurgevecht dat ontstaat komen een Duitse SD-er en zijn Belgische chauffeur om het leven.
Artur Albrecht, SD-chef in Friesland, is furieus en wil volgens een getuige Dokkum 'van de kaart van Nederland laten verdwijnen'. Zijn meerderen van de SD-Dienststelle in Groningen geven hem hier echter geen toestemming voor. In plaats daarvan worden twintig gevangenen uit gevangenissen in Friesland en Groningen gehaald en meegenomen naar een weiland aan de Woudweg in Dokkum.
De burgemeester van de stad is zelfs van huis gehaald om toe te kijken. De mannen moeten op een rij gaan liggen in de sneeuw. In groepjes van vijf worden ze naar voren geroepen. Dan klinken er schoten. De lichamen van de slachtoffers moeten een etmaal blijven liggen in de sneeuw, als afschrikwekkend voorbeeld voor de bevolking. De slachtoffers zijn Friezen en Groningers. Sommigen zijn actief in het verzet, anderen zijn Todeskandidaten.
Aan de Woudweg in Dokkum herinnert een monument aan het drama. Jaarlijks is er bij dit monument een kranslegging waarbij leerlingen van scholen in Dokkum worden betrokken.
Verschillende leden van het vuurpeloton worden na de oorlog berecht voor hun betrokkenheid bij de fusillade en krijgen de doodstraf. Zo ook Artur Albrecht. Hij wordt op 21 maart 1952 gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte. Het is het laatste doodvonnis dat in Nederland wordt voltrokken.
Dokkum op de Dam
Enkele jaren later, op 4 mei 1956, onthult koningin Juliana het Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam. Het monument speelt een centrale rol bij de jaarlijkse Nationale Dodenherdenking op 4 mei die ook altijd wordt bijgewoond door het staatshoofd.
In het monument zijn elf urnen opgenomen met daarin ‘in bloed gedrenkte aarde’. Aarde afkomstig van van strijd- en fusilladeplaatsen uit de elf provincies. Later is ook een 12e urn met aarde uit Nederlands-Indië (het huidige Indonesië) toegevoegd.
Voor het vullen van de Friese urn is aarde gehaald uit de omgeving van Kornwerderzand, strijdtoneel in de meidagen van 1940. Ook is aarde gehaald van fusilladeplaatsen, waaronder de Woudweg in Dokkum en Dronrijp waar op 11 april 1945, een paar dagen voor de bevrijding nog dertien mensen zijn gefusilleerd.