Ontdek de Friese wildernis
Friesland heeft ruimte, veel ruimte. Voor water en meren, voor uitgestrekte weilanden met koeien en paarden. Er is ruimte voor maar liefst vier Nationale Parken en twee Nationale Landschappen. Het klinkt alsof we aan het opscheppen zijn en dat past niet echt bij het nuchtere volkje. Toch moet gezegd worden dat Friesland qua landschap misschien de meest diverse provincie van Nederland is. We nemen je mee over de Fryske grûn, de Friese grond, langs alle windstreken en de vele bossen die er groeien.
“ Flean op! Wy sjonge it bêste lân fan d’ierde, it Fryske lân fol eare en rom ”
Sta op! Wij bezingen het beste land van de aarde, het Friese land vol eer en roem.
Het landschap naar je hand zetten
Friesland en water zijn nauw verbonden en door de eeuwen heen zie je dat het volk de zee bedwingt met dijken en gemalen. Een blubberige zeebodem wordt rijke kleigrond voor vee en landbouw met terpen om naar te vluchten en later nog hogere dijken om de voeten echt droog te houden. De moerassige veengebieden in het zuidoosten werden juist afgewaterd om het veen bloot te leggen. Verschraalde zandgronden werden bemest en beplant en waar bomen plaats moesten maken voor weiland bleven ze als houtwal bestaan. Je kan je voorstellen dat het landschap flink veranderd is onder invloed van de nijvere Friese handen.
Gelukkig zijn er daardoor prachtige natuurgebieden ontstaan. Als je een kaart van Friesland bekijkt, kan je in gedachten de provincie schuin doormidden hakken. Van Stavoren naar het Lauwersmeer volg je als het ware een ketting van meren. Alles wat boven die strook ligt, is klei en polderlandschap en alles wat eronder ligt, is veenlandschap. Heel kort gezegd natuurlijk, want we vertellen je graag wat meer over de wildernissen die je in Friesland tegenkomt.
Het noorden van klei
Lauwersmeer
Achter de groene dijken ligt de rijke kleigrond die eeuwen geleden gewonnen is van de zee. Nu een zee van graslanden die altijd groen is en uitgestrekt. De wind heeft vrij spel, slechts een enkele kerktoren of boerderij doet een poging de wind te breken. In dit landschap ligt op de grens tussen Friesland en Groningen het Nationaal Park Lauwersmeer, een voormalige zeearm van wat nu de Waddenzee is. Het water is van zout naar zoet gegaan en inmiddels is het gebied een toevluchtsoord voor vogels uit de hele wereld. Er zijn bomen geplant en paden aangelegd die je dieper het natuurgebied in leiden. Hier ben je even in de luwte van bossen, waar je het donkerste fietspad van Nederland, Schotse hooglanders en Konink paarden kan ontdekken.
De Wielen
De Groote Wielen is een natuurgebied op de grens van aan de ene kant pleistocene zandgronden en aan de andere kant holoceen veengebied en kleigronden. Deze grote plassen (wielen) zijn een restant van de Middelsee, een zoutwaterbaai die in de middeleeuwen een moeras en veenweidegebied met petgaten werd. Een deel van de graslanden staat in de winter onder water. De Ryptsjerksterpolder staat bekend als eerste plek waar je bij vorst kan gaan schaatsen. Dit gedeelte ligt op de pleistocene zandgrond van de Noordelijke Friese Wouden, een coulisselandschap waar we later in dit blog op terugkomen. Een bezoek aan de Groote Wielen kan met de benenwagen, maar ook met een kano, sup of sloep is het aan te raden. En kom je in de winter naar de Wielen, neem dan je schaatsen mee. Je weet maar nooit.
Een kern van veen
De Alde Feanen
Midden in de provincie ligt het Nationaal Park de Alde Feanen. Alde feanen is Fries voor oude venen. Dit schitterende natuurgebied is het grootste aaneengesloten natuurgebied op het vasteland. Een combinatie van laagveenmoeras met meren, veenplassen, petgaten, trilvenen, veenmosrietlanden, blauwgraslanden, rietlanden, dotterbloemhooilanden en moerasbossen. Er komen meer dan 500 soorten hogere planten voor, waaronder verschillende soorten zeggen en orchideeën. Het is een mekka voor vogels en waterliefhebbers en daarmee ook voor vogelspotters. Fietsers en wandelaars maken gebruik van de vele pontjes om het land te verkennen en voor een unieke ervaring boek je één van de huisjes op een eigen eilandje dat je alleen met een bootje kan bereiken.
De Deelen
Iets zuidelijker ligt beschermd natuurgebied en ‘wetland’ De Deelen. Eens was dit onderdeel van een laagveenmoeras dat zich uitstrekte tot Overijssel, waar vandaag de dag de Weerribben zijn overgebleven. De Deelen liggen er tegenwoordig vrij geïsoleerd bij, door het afgraven van het veen in de 20e eeuw. Hier overwinteren eenden en ganzen, waaronder smienten, kolganzen, slobeenden en brandganzen en zeldzame soorten als zwarte stern, purperreiger en de bruine kiekendief. Het is een veilige haven voor flora en fauna. Voor de mens zijn er twee korte wandelroutes met vaak natte paden en bruggetjes. Een echt stukje wildernis dus.
Het Fochteloërveen
Het Fochteloërveen ligt op de grens met onze buren, de provincie Drenthe. Dit gebied is waardevol omdat hier het veen weer mag groeien. Talloze dieren en planten gedijen alleen in dit kletsnatte natuurgebied. Kraanvogels maken er hun nesten en zeldzame vlinder-, libellen-, reptielen- en plantensoorten zijn er op hun plek. De veenmossen vormen de basis van de dikke veenlaag in het gebied. Op hoger gelegen delen groeit het wollegras. De veenmossen, bouwstenen van het veen, komen langzaam terug. Ondanks dat mag je er komen wandelen, over vlonderpaden en naar de unieke uitkijktoren de Zeven. Die is ook voor mensen met hoogtevrees goed te doen door zijn vorm en de knik in de trap omhoog.
De bossen in het zuiden
Bakkeveen en Beetsterzwaag
Bij de naam Bakkeveen denk je aan veenlandschap en ooit was dat vast zo. Inmiddels is het een bos- en heidegebied dat in één adem genoemd wordt met het dorp Beetsterzwaag. Hier vind je naald- en loofbomen, zandvlaktes en uitgestrekte heidevelden met hier en daar een meertje. Samen met de Duurswouderheide, het grootst overgebleven heideveld van Friesland, kan je rekenen op bijna 1000 hectare bos. De Friezen komen hier zelf ook graag om te genieten van het landschap, maar ook vanwege de gezellige dorpjes met een doolhofpark in Bakkeveen, een tweetal staten en het landgoed Lauswolt in Beetsterzwaag.
Het Drents-Friese Wold
De naam Drents-Friese Wold zegt het al, dit Nationale Park delen we met onze Drentse buren. En het woord wold hebben we te danken aan het Oudnederlandse woord walt, dat uitgestrekt, onontgonnen bos betekent. In Nederland bevonden deze onontgonnen bossen zich vooral aan de randen van de vochtige veengebieden en op de nattere zandgronden. Echt onontgonnen is het Drents-Friese Wold niet meer. Eeuwenlang lieten de boeren hun schapen hier grazen. In combinatie met het afsteken van plaggen voor stallen, verschraalde de zandgrond. Hier ontstonden heidevelden en vlaktes van stuifzand. Het Aekingerzand bij Appelscha wordt in de volksmond de kale duinen genoemd. In de 19e eeuw, na de uitvinding van kunstmest, werden er bomen geplant, inheemse soorten als eiken en grove dennen, maar ook uitheemse soorten als Douglas spar, Amerikaanse eik en Japanse lariks. Daar hebben we anno nu profijt van. Je geniet van een rijk en divers bos afgewisseld met zandverstuivingen en heidevelden. Fietsen, wandelen, paardrijden en mountainbiken, kies je eigen manier om door het woud te zwerven.
Gaasterland
Gaasterland ligt in het Nationaal Landschap Zuidwest Fryslân. Deze streek is glooiend en bosrijk en dankt haar naam aan de glooiingen, zogenaamde gaasten. Dit zijn opgestuwde keileemruggen uit de saalien-ijstijd bedekt met een laag zand. Deze gaasten waren een natuurlijke zeewering tegen het water van de voormalige Zuiderzee, die we nu kennen als IJsselmeer. Om de zandverstuivingen te beperken heeft Staatsbosbeheer het gebied rond 1900 beplant met bomen. Het Rijsterbos in Gaasterland is één van de bekendste bossen in Friesland. Je kan hier kuierje, wat weer zo’n mooi Fries woord is dat zich moeilijk laat vertalen. Kuierje doe je op je gemak. Neem je bewust de benenwagen van A naar B dan zal een Fries het over rinne hebben. Je kan dus in het Rysterbosk rinne en de rode of blauwe paaltjes volgen of gewoon kuierjend ronddwalen over de oude paden, om plotseling op ’t Mirnser Klif terecht te komen met een weids uitzicht op het IJsselmeer.
De Noardlike Fryske Wâlden
Deze streek is ook een Nationaal Landschap en ligt in het oosten van de provincie. Hier komen we de Friese versie van het woord wold tegen, wâld, en dat zie je terug in veel van de plaatsnamen in dit gebied, dat je in het Nederlands de Noordelijke Friese Wouden mag noemen als je echt geen Fries durft te gebruiken. Veel bezoekers vragen zich af waar de bomen zijn; echt bos vind je hier niet meer. Het is inmiddels één van de meest authentieke boerenlandschappen die we kennen. De groene weilanden zijn omzoomd door boomwallen die voor een rijke biodiversiteit zorgen. Het vee graast hier niet alleen van het gras, maar ook van de bomen en struiken. Het zogenaamde coulisselandschap is een lapjesdeken van kleine onregelmatige percelen met het karakter van een toneel met coulissen. Wanneer je hierdoorheen rijdt zie je kleine voorstellingen die na elke boomwal weer veranderd zijn. De mensen die er wonen hebben een eigen karakter en noemen zichzelf wâldpyk. Vrijgevochten arbeiders; een wâldpyk is nog altijd liever kleine baas dan grote knecht. De streek staat bekend om de vele kraampjes en handel die langs de weg staat. Neem je kleingeld dus mee als je je tas wilt vullen met streekproducten.
Leeuwarderbos en Oranjewoud
Deze twee bossen willen we ook nog even noemen. Ze wijken iets af van de eerdergenoemde wouden, omdat ze echt met de mensenhand aangelegd zijn met als enig doel een bosrijke omgeving te creëren.
Het parklandschap Oranjewoud is van koninklijke herkomst. Hier wandel je door verschillende landgoederen langs schitterende landhuizen, over lange lanen en door parken met waterpartijen. De Overtuin, tegenover Huize Oranjewoud, is aangelegd door Albertine Agnes van Nassau en heeft kronkelige paden, kunstig gesnoeide hagen, een slangenmuur en kruidentuin. In het museumpark vind je het museum Belvédère voor moderne kunst. Het gebouw lijkt te zweven tussen water, aarde en lucht. Kortom, een bezoek aan Oranjewoud is de moeite waard.
De jongste telg van de Friese bossen is het Leeuwarderbos. Begin jaren ’90 werd het aangeplant om compensatie te bieden voor de CO2-uitstoot van de stad. Het bos is een groene overgang tussen het platteland en de stad en geeft de inwoners een plek om een frisse neus te halen. In 2016-2017 is twee hectare van het bos omgewerkt tot een voedselbos. Er zijn enkele volkstuinen, meer dan genoeg paden om over te wandelen of fietsen en er graast een kudde Schotse hooglanders. De koeien worden liefkozend skatties genoemd, een Stadsfries woord voor schatjes dat je uitspreekt als scotties.
Tijdens Arcadia 2022 wandelden meer dan 1000 bomen door de binnenstad van Leeuwarden. Dit kunstproject Bosk bracht opnieuw vergroening voor de stad en haar omgeving. Alle wandelende bomen hebben inmiddels wortel geschoten op een vaste verblijfplaats.